
Ken je mensen die altijd hun woordje klaar hebben, nooit met hun mond vol tanden staan en duidelijk voor hun mening uitkomen, terwijl jij misschien pas uren later denkt: “dat had ik moeten zeggen”? Of krijg je een rood hoofd wanneer iemand iets tegen jou zegt? Of zeg je altijd maar “ja” wanneer iemand iets aan jou vraagt, ook als het je echt niet uitkomt?
Hoe fijn zou het zijn als je niet altijd een omweg hoeft te bewandelen om je doelen te realiseren, maar recht op je doel af zou kunnen gaan? Zelfvertrouwen voelen en uitstralen; dát is een stap die iedereen zou willen zetten. Er is goed nieuws: je kunt het leren!
In dit waardevolle blogartikel laten we je kennismaken met de grote rol die communicatie speelt. We laten je een kijkje nemen in het interpreteren van verbaal en non-verbaal gedrag. We geven een aanzet om je zelfvertrouwen te vergroten en je eigen grenzen duidelijker te stellen. We laten je zien hoe je feedback kunt geven en ontvangen en geven je de feedback-regels mee. Bovendien geven we handvatten om beter om te gaan met je emoties en gedachten.
Wat is assertiviteit?
Volgens de Dikke van Dale is assertiviteit ‘het zichzelf durven zijn’. Dat is een zeer breed begrip. Volgens anderen is assertiviteit ‘zelfvertrouwen hebben’ en ‘voor jezelf op durven komen’. Het betekent niet dat je alleen aan jezelf denkt: assertiviteit is óók anderen ook in hun waarde laten.
Het komt erop neer dat je niet over je heen laat lopen, respect afdwingt, maar tegelijkertijd anderen met respect behandelt, zowel verbaal als non-verbaal, en je daardoor prettiger en vrijer kunt leven. Door duidelijk te zijn en voor je mening uit te komen, kunnen anderen zich in jou verplaatsen en rekening met je houden.
In het algemeen kun je vier fasen van assertiviteit onderscheiden:
- Niet assertief
- Een beetje assertief
- Gemiddeld assertief
- Assertief
Niet assertief
Wanneer je moeite hebt met het aangeven van je grenzen, je niet duidelijk aangeeft wat je wilt en slecht tegen negatieve feedback kunt, dan ben je niet echt assertief. Je bent onduidelijk, komt onzeker over en je houdt (te)veel rekening met het belang van anderen, zodat je er zelf onder lijdt. En dat is vervelend voor zowel jou als voor je omgeving. Waarschijnlijk wil je best een beetje assertiever worden, maar hoe doe je dat?
Om assertiever te worden, zul je compromissen moeten sluiten. je eigen belang gaat niet altijd voor, maar het is wel belangrijk dat anderen jouw visie kennen, zodat er met elkaar rekening gehouden kan worden.
Een beetje assertief
Als er naar gevraagd wordt, geef jij je mening. Dat is al een stap in de goede richting. Je geeft nog niet duidelijk je grenzen aan, maar laat het wel merken als er iemand over jouw grenzen heen gaat. Als je het echt niet eens bent, dan laat je dat merken. Je bent alleen nog niet pro-actief. Je geeft nog niet duidelijk aan wie je bent en je staat nog niet heel sterk in je schoenen.
Zeker niet als je te maken hebt met een sterke persoonlijkheid. Die blaast jou nog gemakkelijk omver. Toch weet je wat je wel en wat je niet wilt. Alleen dat tot uitvoering brengen, daar heb je nog wat moeite mee.
Gemiddeld assertief
Je kent, bewaakt en verdedigt je standpunten. Je geeft duidelijk aan waar je grenzen liggen. Je luistert naar kritiek en je stelt je open en flexibel op. Omdat je stevig in je schoenen staat en weet wat je vindt en wilt, blaast kritiek jou niet meteen omver. Je ontvangt kritiek en je denkt erover na. Je weet dat het de mening van een ander is en daarom komt het niet zo hard bij je binnen.
Je weet wat belangrijk is voor jou en je weet dat anderen een andere mening kunnen hebben. Je luistert naar anderen, maar je kent je eigen standpunt en daar wijk je pas vanaf als je een beter standpunt hoort. Beter, omdat je dat zelf vindt en niet omdat een ander je dat opdringt. Je neemt je verantwoordelijkheid en je verschuilt je niet achter (de mening van) anderen.
Assertief
Je hebt een duidelijke eigen mening en visie en dat laat je ook merken. Je bespreekt meningsverschillen en je gaat met respect om met anderen, zelfs als zij een andere mening hebben. Je staat sterk in je schoenen. Jouw weten geeft je kracht en je zorgt dat anderen jouw visie kennen. Niet om ze die visie op te dringen, maar omdat je het prettig vindt dat anderen weten waar jij staat. Ze kennen jouw grenzen en visie.
Toch gaat het je er niet om altijd gelijk te hebben. Voor jou is het belangrijk dat iedereen in zijn waarde blijft. Dat bereik je door te onderhandelen, compromissen te sluiten en je eigen verantwoordelijkheid te nemen. De mensen in jouw omgeving weten wat ze aan je hebben. Jij geeft hen en zij geven jou de ruimte om ideeën en gevoelens te uiten.
Assertiviteit brengt rechten, maar ook verantwoordelijkheden met zich mee.
Rechten
- Je mag fouten maken
- Je wilt gehoord worden
- Je kunt nee zeggen
- Je mag alles op jouw manier doen
- Je wilt dat anderen respect tonen
- Je mag van mening veranderen
- Je kunt feedback geven en ontvangen
- Je hoeft niet alles te weten
Verantwoordelijkheden
- Je laat anderen in hun waarde
- Je neemt niet de verantwoordelijkheden van anderen over
- Je geeft anderen de ruimte om zich te uiten
- Je hoeft niet altijd gelijk te hebben
De rol van communicatie
Assertief communiceren is iets anders dan alleen maar zeggen wat je wilt. In het vorige hoofdstuk heb je kunnen lezen dat assertief zijn betekent dat je iedereen in zijn waarde laat. Maar hoe pas je dat toe in je assertieve communicatie?
Het ‘ik’-model
Het is de kunst om tijdens de communicatie vanuit jezelf te praten. Wat jij vervelend vindt, zit jóu dwars. Dat hoeft niet voor iedereen zo te zijn. Wanneer je iemand alleen verwijten maakt, is het moeilijk voor die ander om zich te verdedigen. Dus zeg je wat jíj vindt, wat het met jou doet en wat je graag veranderd zou willen hebben.
Hierbij ga je uit van het ‘ik’-model:
- Je beschrijft objectief wanneer het plaatsvond.
- Vervolgens beschrijf je het effect dat het op jou heeft.
- Daarna laat je weten wat het met je doet,
- om vervolgens aan te geven hoe je het zou willen hebben.
Door volgens het ‘ik’-model te communiceren, vermijd je kinderlijke, agressieve en primitieve uitingen die meestal resulteren in ruzie. Je geeft nu aan dat je het anders wilt in een vorm waarbij er over gepraat kan worden.
Bovendien geef je de ander de ruimte om te reageren. Je maakt begrijpelijk wat je zegt, de ander voelt zich gerespecteerd en kan het gedrag aanpassen zonder conflicten. Het ‘ik’-model is ook te gebruiken als je iets positiefs te zeggen hebt.
Assertief taalgebruik
Bij assertief taalgebruik spreek je zoveel mogelijk in de ‘ik’-vorm om je mening, ideëen en gevoelens duidelijk te maken. Het lijkt steeds meer gewoonte om in de ‘je’- of ‘jij’-vorm te praten, terwijl men het over zichzelf heeft. Luister maar eens naar mensen op de radio of tv. Juist het spreken in de ‘ik’-vorm heeft als voordeel dat jij je bewust bent van jouw emoties. Wanneer je in de ‘jij’-vorm praat, lijkt het algemener, alsof je er niet echt bij betrokken bent.
Voor anderen is het duidelijk dat je het echt over jezelf hebt als je in de ‘ik’-vorm praat , dat het jouw emoties zijn en dat het jouw mening is.
Het is zeker niet assertief om de mening van anderen te verkondigen: ‘Iedereen zegt dat je..’ Buiten dat het niet assertief is, is het voor degene waar je tegen praat niet mogelijk om zich om een goede manier te verdedigen tegen kritiek, beschuldigingen of veroordelingen, omdat hij niet weet waar het vandaan komt.
Bovendien, als jij je verschuilt achter de mening of uitspraken van anderen, hoef je geen verantwoording te nemen. Terwijl een assertief persoon de verantwoording neemt voor eigen daden en uitspraken. Een assertief persoon is sterk in communicatie, laat niet over zich lopen en neemt zijn eigen verantwoordelijkheid.
Mocht je een keer met je mond vol tanden staan als je een vraag wordt gesteld, laat dan weten dat je er even over na wilt denken. Dat komt veel sterker over dan direct een antwoord geven waar je misschien naderhand op terug moet komen. Neem die ruimte.
Bij assertief taalgebruik hoort ook positief taalgebruik. Wanneer je het ergens niet mee eens bent, keur het niet direct af. Ga met respect om met de ideeën en meningen van anderen, maar vertel ook hoe jij er over denkt. Zo vermijd je conflictsituaties.
Non-verbaal en verbaal gedrag interpreteren
Non-verbaal gedrag interpreteren
Wanneer je er alert op bent, dan is er naast verbaal gedrag veel op te maken uit non-verbaal gedrag. Soms is het non-verbale gedrag goed waar te nemen, soms is het moeilijk te interpreteren. Om te voorkomen dat non-verbaal gedrag verkeerd geïnterpreteerd wordt, is het goed om een bevestiging te vragen, bijvoorbeeld als je denkt dat iemand jouw verhaal niet interessant vindt, dan kun je vragen: “Vind je mijn verhaal niet interessant of is er iets anders aan de hand?
Waar ben je met je gedachten?” Door verkeerd interpreteren van non-bale gedragingen kunnen er vervelende situaties of flinke misverstanden ontstaan.
Enkele voorbeelden van non-verbaal gedrag:
- Oogcontact
Bij een gesprek heeft men normaal oogcontact. Niet teveel, want dit kan te indringend zijn en niet te weinig, want dat komt ongeïnteresseerd over. Iemand die uit het raam kijkt, lijkt geen interesse in het gesprek te hebben. - Uitdrukkingen op het gezicht
Kijkt iemand serieus, verschijnt er soms een glimlach of is iemand gespannen? Een gezicht verraadt vaak de gemoedstoestand van een persoon. Het scheelt bijvoorbeeld enorm of je een functioneringsgesprek begint met een glimlach of met een strenge blik. - Lichaamstaal.
Heeft iemand een open of gesloten houding? Bij een gesloten houding is het moeilijker om door te dringen dan bij een open houding. Om iemand om zijn gemak te stellen, kun je een spiegelende houding aannemen. - Gebaren.
De éénpraat met meer gebaren dan de ander. Een knikje van je hoofd kan een aanmoediging zijn om iemand door te laten praten. Instemmend ja of nee knikken, werkt bevestigend en gebaren kunnen iets benadrukken, zoals heel groot of piepklein. - Stiltes.
Stiltes kunnen heel ongemakkelijk zijn, maar ze hebben ook een doel. Het zorgt voor rust waarin iemand na kan denken of tot zichzelf komen. Tijdens stiltes gebeurt er iets in de hoofden van gesprekspartners. Het mag er zijn.
Verbaal gedrag interpreteren
Verbaal gedrag interpreteer je niet alleen door te luisteren naar wat iemand zegt. Maar misschien juist wel door te horen wat iemand niet zegt. Het is soms moeilijk om direct naar een onderwerp te gaan. Door het gebruik van bepaalde woorden, stuurt de ander naar dat onderwerp. Ga je daar aan voorbij, dan is de kans groot dat het pijnlijke of moeilijke onderwerp niet eens ter sprake komt.
Maar door bepaalde woorden op te pakken en te herhalen, geef je de ander de mogelijkheid wel naar het onderwerp te gaan. Voorbeeld: “Hij zat zo te zeuren, ik werd er moe van. Maar het is misschien ook wel logisch.” Als je dit hoort en er niet op in gaat, dan mis je misschien iets. Maar wanneer je vraagt: “Logisch?” Dan kan het gesprek een heel andere kant op gaan.
Zelfvertrouwen
Zelfvertrouwen is letterlijk het vertrouwen dat je in jezelf hebt. Bij de ontwikkeling van zelfvertrouwen speelt de omgeving een grote rol. Het begint al in de kinderjaren. Wanneer een kind op de juiste manier wordt aangemoedigd en complimenten krijgt, zal het zelfvertrouwen groeien. Wordt het echter veel gepest, niet aangemoedigd of groeit het op in een zeer beschermde omgeving, dan is er waarschijnlijk weinig zelfvertrouwen.
Het ontbreken van zelfvertrouwen kan een grote impact hebben op iemands leven. Het kan zich openbaren in onzeker gedrag, zoals rood worden, verlegen zijn, stotteren en geen oogcontact durven maken. Het vervelende van een gebrek aan zelfvertrouwen is dat het steeds opnieuw wordt bevestigd, omdat je alleen de negatieve dingen van anderen oppikt. En dat bevestigt dan weer jouw gebrek aan zelfvertrouwen.
Vertrouwen in jezelf
Je hebt vertrouwen in jezelf als je:
- voor jezelf opkomt;
- successen aan je eigen kunde en kennis toeschrijft;
- een duidelijke eigen mening hebt;
- je bewust bent van je kwaliteiten, maar ook van je zwakke punten;
- moeilijkheden ziet als uitdagingen en niet als problemen
- zeker en rustig bent, ook bij tegenslagen.
Wanneer je dat vertrouwen nog niet of nog niet voldoende hebt, dan kun je werken aan het krijgen van meer zelfvertrouwen.
Meer zelfvertrouwen
Om meer zelfvertrouwen te krijgen, moet je hard werken. Het is geen kwestie van een knopje omzetten. Je kunt het voorzichtig stap voor stap opbouwen.
Stap 1: Acceptatie
Stap 1 is acceptatie. Jij bent jij. En dat zal je moeten accepteren. Er zullen altijd mensen zijn die beter, knapper, mooier, sneller en misschien zelfs aardiger zijn dan jij. Dat geldt voor iedereen. Als je niet steeds blijft stilstaan bij het feit dat jij niet de beste bent, maar de goede dingen ziet en accepteert die je hebt en doet, dan is het leven zo beroerd nog niet. Jij bent uniek en je hebt kwaliteiten. Je bent wie je bent.
Stap 2: Stop met kritisch zijn
Stap 2 is stoppen met kritisch te zijn over alles wat je doet. Mensen zijn niet perfect. Iedereen maakt fouten, maar daar staan heel veel goede dingen tegenover. Leg wat meer de nadruk op de goede dingen en accepteer gewoon dat er soms iets fout gaat. Je bent geen robot.
Stap 3: Volg je gevoel
Stap 3 is je gevoel volgen. Je weet heel goed hoe jij iets vindt, als je maar naar je gevoel luistert en durft te luisteren.
Stap 4: Wees jezelf
Probeer niet iemand te zijn die je eigenlijk niet bent. Je leeft je eigen leven en dat doe je goed. Maak de keuzes die voor jou het beste zijn, neem beslissingen die goed voelen. Een mooie uitspraak is: Als iedereen voor zichzelf zorgt, wordt er voor iedereen gezorgd.
Nee zeggen en grenzen stellen
Voor veel mensen is het moeilijk om “Nee” te zeggen. Ze zijn bang om mensen voor het hoofd te stoten, ze willen aardig gevonden worden en erbij horen. Toch is het belangrijk om te doen wat je wilt en niets te doen tegen je zin, alleen maar omdat je anderen wilt pleasen. Soms is het een manier van doen geworden en denk je er niet eens meer over na om “Nee” te zeggen op een vraag van een ander.
Totdat je tegen je eigen grenzen aanloopt en je wel moet nadenken over wat je wel en niet wilt doen. Het wordt soms zelfs noodzaak om “Nee” te zeggen. Dat kun je leren. Het is weer iets wat je bewust moet doen en wat in de loop van de tijd steeds gemakkelijker zal worden.
Nee zeggen
Om “Nee” te kunnen zeggen, is het belangrijk om:
- je grenzen te kennen en anderen hier niet overheen te laten gaan;
- niet altijd direct antwoord te hoeven geven (ik kom er op terug…);
- te weten dat je het niet hoeft te doen, je hebt het recht om “Nee” te zeggen als je het niet wilt of als het je niet uitkomt en je eigen tijd en energie te beschermen.
Grenzen stellen
Door grenzen te stellen, maak jij het onmogelijk dat anderen steeds opnieuw over jouw grenzen heengaan. Dat kan resulteren in vermoeidheid, frustratie, stress en zelfs in overspannen zijn. Hoe bepaal jij je grenzen? Dat doe je door na te denken over wanneer iemand iets doet of vraagt wat niet in jouw leven past. Stel jezelf eens de volgende vragen:
- Wat mogen anderen niet van/bij mij?
- Waar heb ik recht op?
- Wat doe ik om mijn energie en tijd te beschermen?
- Hoe hoog leg ik de lat?
Door antwoord te geven op deze vragen, kun jij je grenzen aangeven. Deze vragen kun jij jezelf telkens opnieuw stellen, zeker als iemand dreigt jouw grenzen te overschrijden.
Feedback geven en ontvangen
Ook al kan feedback zowel op iets positiefs als op iets negatiefs gegeven worden, feedback wordt meestal gebruikt om een verandering ten goede te bewerkstelligen.
Feedback geven
Het is heel menselijk om geraakt te worden door iemand die kritiek op je heeft. Daarom is het belangrijk om (negatieve) feedback te beginnen met iets positiefs en vervolgens de negatieve boodschap objectief uit te spreken. Geef de feedback in de 'ik'-vorm en vermijd het woordje 'maar'. Laat weten wat het gevolg is van het negatieve gedrag en eindig de feedback met een suggestie of een vraag hoe het beter kan.
Feedbackregels voor degene die de feedback geeft:
- Vraag of de ontvanger de feedback wil ontvangen.
- Praat in de ik-vorm. Het gaat om jouw waarneming.
- Geef feedback over een gebeurtenis of voorval. Praat niet in het algemeen.
- Geef alleen feedback over wat jij hebt meegemaakt. Nooit van horen zeggen.
- Beschrijf jouw gevoel over het voorval.
- Beschrijf het effect dat het voorval op jou heeft gehad.
- Begin en eindig de feedback positief.
- De gever en ontvanger hebben beiden baat bij de feedback.
- Heb respect voor degene aan wie je de feedback geeft.
- Stel je open op en wees eerlijk.
Feedback ontvangen
Bij het ontvangen van feedback heeft men vaak de neiging om zich te verdedigen. Dat is niet de bedoeling, net zo min als het aandragen van excuses. Het is wel belangrijk dat degene die de feedback ontvangt, weet waar het over gaat, het begrijpt en er iets mee doet. Wanneer de boodschap duidelijk is, ziet degene die de feedback ontvangt het als hulp om de situatie positief te veranderen.
Het hangt vaak af van de openheid en sfeer hoe men reageert op feedback. Feedbackregels voor degene die de feedback ontvangt:
- Bedank voor de feedback (omdat je er iets van kunt leren).
- Draag geen excuses aan.
- Ga niet uitleggen waarom je hebt gedaan waar de feedback over is gegeven.
- Reageer positief op de feedback, het is opbouwend bedoeld.
Doelgericht communiceren
Met doelgericht communiceren wil je bereiken dat jouw boodschap echt aankomt. Hier speelt assertiviteit een grote rol. Bij doelgerichte communicatie wil je initiatief kunnen nemen, nee kunnen zeggen en met zelfvertrouwen optreden. Met assertiviteit kun je het gesprek leiden, naar een doel toe werken en naar de mening van je gesprekspartner luisteren.
Belangrijk bij doelgerichte communicatie:
De omgeving
Een omgeving waar jij en je gesprekspartner zich prettig voelen, waar niet te veel bijkomstige geluiden en je niet onnodig afgeleid wordt.
Verbinding en persoonlijk contact.
Bij doelgericht communiceren is het belangrijk om op één lijn te zitten met je gesprekspartner en respectvol naar elkaar luisteren.
Non-verbale communicatie.
Je eigen non-verbale communicatie is belangrijk, maar ook die van de ander. Non-verbaal wordt soms erg veel gezegd.
De boodschap in het oog houden.
Wees je steeds bewust waar de communicatie over gaat en wijk niet te veel van het onderwerp af.
Alert zijn op signalen.
De opbouw van het gesprek is belangrijk. Begin niet direct met het zwaartepunt, maar vraag hoe het met de ander gaat, vertel waarom je dit gesprek voert en wat je uiteindelijke doel is. Zorg dat je als gesprekspartners op één lijn zit en neem voldoende tijd voor het gesprek. Verlies het doel niet uit het oog.
Omgaan met eigen emoties en gedachten
Veel mensen willen graag een bepaalde vorm van assertiviteit bereiken. Vooral het zien van andere mensen bij wie het allemaal zo soepel lijkt te gaan, maakt het vaak moeilijk om te geloven dat je dit ook zelf kunt bereiken. Toch is het mogelijk om assertiever te worden. Het vervelende is alleen dat je eigen emoties en gedachten hierbij vaak in de weg staan.
Gedachten zoals: “Zoals hij dat doet, kan ik het nooit” of “Hoe moet ik ooit mijn verhaal vertellen voor een zaal vol met mensen?” of “Ik zou willen dat ik niet steeds zo rood werd als iemand iets tegen me zegt”. Daarom is het belangrijk om eerst te leren omgaan met je emoties en gedachten, zodat die je niet tegenhouden om een stap verder te komen.
Macht over je eigen gedachten hebben
Het klinkt misschien raar, maar jij hebt zélf macht over jouw gedachten en emoties. Jij denkt en daarmee roep je emoties op. Jij bent degene die je emoties en gedachten kunt veranderen.
Je kunt een keuze maken:
- of je blijft in negatieve gedachten en emoties zitten
- of je verandert er iets aan
Jij kunt namelijk zelf bepalen wat er in je hoofd gebeurt. Dat doe je niet zomaar. Je bent al lange tijd in een soort ‘state of mind’. Je eigen gedachten sturen, begint met het je bewust zijn van je gedachten. Wanneer je je bewust bent van je gedachten, kun je ze sturen. Je kunt zelf bepalen wat er in je hoofd gebeurt. Dit klinkt simpel, maar je zult er een tijd mee moeten oefenen om werkelijk je gedachten te sturen.
Emoties in de hand hebben
Zodra jij je gedachten kunt sturen, kun je ook jouw emoties in de hand houden. Je kunt constateren wat gedachten met je lichaam doen. Wanneer ontspan je en wanneer verkramp je? Nemen de (negatieve) emoties de overhand? Probeer dan even afstand te nemen. Denk aan het driftige kind dat moet afkoelen op de gang.
Ga even weg uit de situatie tot de emoties tot bedaren komen. Bedenk achteraf waar die emoties vandaan kwamen. Waar dacht je aan en hoe voelde het? Probeer je gedachten te ordenen. Dit zijn oefeningen die niet direct tot resultaat leiden, maar pas na lang oefenen. Toch kun je het direct uitproberen.